Vertaallijst grammaticale termen

Tijdens het (zelf) bestuderen van Grieks, en trouwens ook van andere talen, is het belangrijk om een aantal grammaticale begrippen te kennen. Het lastige is dat zowel in boeken als op internet de grammaticale termen in verschillende talen door elkaar heen gebruikt worden. Vaak stammen ze uit het Latijn. Zowel het Nederlands als het Engels kent afgeleiden van deze Latijnse benamingen; maar ook kennen beide talen voor veel woorden een eigen vertaling. In onderstaande tabel staat voor een aantal begrippen zowel de oorspronkelijke Latijnse term, de Nederlandse (soms is dat de ‘vernederlandsing’ van de Latijnse term), en de Engelse term. Voor het gemak heeft de tabel een zoekfunctie en een sorteerfunctie.

NederlandsLatijnEngels
aantonende wijsindicativusindicative
aanwijzend voornaamwoordpronomen demonstrativumdemonstrative pronoun
bedrijvende vormactivumactive
bepalend voornaamwoordpronomen determinativumdeterminative pronoun
betrekkelijk voornaamwoordpronomen relativumrelative pronoun
bezittelijk voornaamwoordpronomen possessivumpossessive pronoun
bijwoordadverbiumadverb
correlatief voornaamwoordpronomen correlativumcorrelative pronoun
deelwoordparticipiumparticiple
enkelvoudsingularissingular
genitiefgenitivusgenitive
harde ademtochtspiritus asperrough breathing
klinkervocaalvowel
accusatiefaccusativusaccusative
mannelijkmasculinummasculine
medeklinkerconsonantconsonant
mediummediummiddle
meervoudpluralisplural
datiefdativusdative
naamvalcasuscase
nominatiefnominativusnominative
onbepaald voornaamwoordpronomen indefinitumindefinite pronoun
onbepaalde wijsinfinitivusinfinitive
onvoltooid verleden tijdimperfectumimperfect
onzijdigneutrumneuter
overtreffende trapsuperlativussuperlative
lijdende vormpassivumpassive
persoonlijk voornaamwoordpronomen personalepersonal pronoun
samentrekkingcontractiecontraction
tegenwoordige tijdpraesenspresent tense
tijdtempustense
toekomstige tijdfuturumfuture tense
uitdrukkingswijzemodusmode/mood
vergrotende trapcomparativuscomparitive
vocatiefvocativusvocative
voegwoordconjunctieconjunction
voltooid tegenwoordige tijdperfectumpresent perfect
voltooid verleden tijdplusquamperfectumplusquamperfect/pluperfect
voornaamwoordpronomenpronoun
voorzetselprepositiepreposition
vormgenus verbivoice
vragend voornaamwoordpronomen interrogativuminterrogative pronoun
vrouwelijkfemininumfeminine
wederkerend voornaamwoordpronomen reflexivumreflexive pronoun
wederkerig voornaamwoordreciproque pronomenreciprocal pronoun
werkwoordverbumverb
zachte ademtochtspiritus lenissmooth breathing
verleden tijdpraeteritumpast tense
lidwoordarticulumarticle
vervoegingconjugatieconjugation
verbuigingdeclinatiedeclension
voltooid deelwoordparticipium perfecti passivipast participle
tegenwoordig deelwoordparticipium praesentis activipresent participle
aanvoegende wijsconjunctivus/subjunctivusconjunctive/subjunctive
wenselijkheidsvormoptativusoptative
gebiedende wijsimperativusimperative
accentaccentusaccent
onvoltooid tegenwoordige tijdpraesenspresent simple
geslachtgenusgender
zelfstandig naamwoordnomen/substantivumnoun
eigennaamnomen propriumproper noun
bijvoeglijk naamwoordadjectivumadjective
onderwerpsubjectsubject
lijdend voorwerpaccusativusdirect object
achtervoegselsuffixsuffix
bijvoeglijke bepalingattribuutattributive