Zelfstandige naamwoorden

Het Grieks kent 3 geslachten; manlijk, vrouwelijk en onzijdig. In onderstaande tabel staan de bijzonderheden per geslacht. Het lidwoord in het nominativus enkelvoud geeft het geslacht aan. ὁ voor manlijk, ἡ voor vrouwelijk, τό voor onzijdig. Op een afzonderlijke pagina wordt meer aandacht aan het lidwoord besteedt, inclusief aan de verbuigingen.

GeslachtUitgangBijzonderheden
manlijk- ος (meestal manlijk)rivieren altijd manlijk
vrouwelijk-η, -ης, -αςaardrijkskundige namen (rivieren uitgezonderd) meestal vrouwelijk
onzijdig-ον

Verder zijn er 5 naamvallen in het Grieks:

NaamvalNaamUitlegVoorbeeldtekstZinsdeel
1NominativusWie of wat iets doetZij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal. (Joh. 12:2)Zij
2Genitivusherkomst/toebehorenGij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier. (Matth. 13:18)van den zaaier
3Dativusoa: aan/voor/met/doorZij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal. (Joh. 12:2)Hem
4Accusativuswie of wat het de uitvoering ondergaatZij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal. (Joh. 12:2)een avondmaal
5Vocativuswie/wat aangeroepen/
aangesproken wordt
Vrouw, wat weent gij? (Joh. 20:15)Vrouw

Hieronder staat een overzicht van de verbuigingen (vormveranderingen) van de zelfstandige naamwoorden op -ος, -η, -ον, -ης, -ας, -α. Daarbij staat een aantal opmerkingen die bedoeld zijn om het leren en herkennen van de verbuigingen te vergemakkelijken.

Speciale aandacht verdient de vocativus. Het woordje ὦ dat voor de verbuiging staat is namelijk geen lidwoord, maar kan vertaald worden met ons Nederlandse woordje “o!”.
Dit wordt gebruikt als uitroep van verdriet of vreugde of andere emoties, bij het aanspreken van iemand. Bijvoorbeeld in Handelingen 18:14: ὦ Ἰουδαῖοι (“o Joden”)